Intro: | G | G | G | G |
Verse 1:
G G
Ik voel me als een ouwe gek,
G D
een vreemde vent met grote bek, mijn wilde haar dat niet meer wil.
D D
Ik met mijn vage blinde blik,
D G
kijk hoe dromerig lijk ik, maar, ach, ik droom niet meer zoveel.
G G
Ik met de handen van een dief,
G D
een muzikant, 't leven lief, ik stal de show mijn leven lang.
C Bm
En met mijn hongerige mond
Am G
die teveel zong en teveel dronk begon ik aan mijn zwanenzang.
Verse 2:
G G
Ik voel me als een ouwe gek,
G D
een vreemde vent een grote bek, een charmeur en vagebond.
D D
Met mijn huid die is verweerd
D G
door alle zomers van weleer en liefde op de koude grond.
G G
Ik, met mijn hart vol stomme pijn,
G D
ik die niet harteloos kon zijn, maar onverstandig was ik wel.
C Bm
Met mijn ziel die kansloos is
Am G
en elke redding heeft gemist, die zal wel branden in de hel.
Verse 3:
G G
Ik voel me als een ouwe gek,
G D
een vreemde vent een grote bek, mijn afgeknipte wilde haar.
D D
Zo kom ik nu jouw leven in,
D G
mijn zielemaatje, mijn vriendin, en drink ik op jouw dertig jaar.
G G
Drink ik bloed of rode wijn,
G D
zal ik 'voorbij' of bij jou zijn, jij bent het die 't zeggen mag.
C Bm
Staat onze liefde los van tijd ?
Am*
D*
G
Wie liefheeft heeft de eeuwigheid, we zullen leven tot die dag.
Outro:
G Am
Staat onze liefde los van tijd ?
D D
Wie liefheeft heeft de eeuwigheid,
C* G*
wij zullen leven tot die dag.