roll up this ad to continue
Intro
C F G7 C
C F G7 C
Verse 1:
C F G7 C
Zeg, ken jij de mosselman, de mosselman, de mosselman;
C F G7 C
zeg, ken jij de mosselman, die woont in Scheveningen.
C F G7 C
Ja, ik ken de mosselman, de mosselman, de mosselman;
C F G7 C
ja, ik ken de mosselman, de man van Scheveningen.
C F G7 C
Samen kennen wij de mosselman, de mosselman, de mosselman;
C F G7 C
samen kennen wij de mosselman, de man van Scheveningen.
Interlude
D G A7 D
D G A7 D
D G A7 D
Zeg, ken jij de mosselman, de mosselman, de mosselman;
D G A7 D
zeg, ken jij de mosselman, die woont in Scheveningen.
D G A7 D
Ja, ik ken de mosselman, de mosselman, de mosselman;
D G A7 D
ja, ik ken de mosselman, de man van Scheveningen.
D G A7 D
Samen kennen wij de mosselman, de mosselman, de mosselman;
D G A7 D D A A Bb A A D
samen kennen wij de mosselman, de man van Scheveningen.